De kortste weg naar het vaccinatiecentrum.

.

Nu de batterijen van onze elektrische fietsen opgeladen waren konden wij ook onze vitamine D gaan opladen in de strelende warme zonnestralen.

Ons eerste rit was een heerlijk tochtje tussen de grote en kleine ring, fietsen tot aan het vaccinatiecentrum in de Grenslandhallen site. Want als ik binnen onafzienbare tijd mijn uitnodiging tot vaccinatie krijg wil ik graag met de fiets tot aan het prikbord rijden.

Wij reden rustig overal tussen de drukte door en kwamen aan het kruispunt van de Grote ring aan de Maastrichtersteenweg, waar wij de tunnel indoken. (Bosstraat richting Diepenbeek)

Vandaar zouden wij dan rechtsaf slaan en verder rijden op het fietspad langs het Provinciehuis en door een web van tunnels en fietspaden. Maar, overal waren de fietspaden afgesloten wegens werken die al twee jaar in beslag nemen. We reden dan maar verder binnendoor tot aan het kruispunt op de Grote Ring, waar je normaal gezien links naar de Bioscoopsite kon rijden, maar ook deze route was afgesloten wegens werken.

Richting Diepenbeek of oversteken richting Godsheide was ook al geen keuze, dus besloten wij terug te rijden en via het Rijksadministratief Centrum, maar ook daar was alles afgesloten door wegenwerken. Opeens merkte ik een bordje op met daarop een pijl die wees naar een te volgen route naar het vaccinatiecentrum. Er was veel volk op de fiets, waarschijnlijk waren ze allemaal op zoek naar de Grenslandhallen. Nu leek het ons maar een fluitje van een cent te zijn en de bewegwijzering loodste ons langs de Japanse tuin, doorheen het vernieuwde Kapermolenpark, waar de groene vlaktes bezaaid lagen met studenten en zonnekloppers in hun bubbels. Met de fiets was het moeilijk manoeuvreren tussen al dat volk, maar het ging nog net in veilige modus. Wat er is gebeurd weet ik niet maar opeens stonden wij aan de uitgang van het Kapermolenpark, waar ik een wegwijzer opmerkte die ons in tegenovergestelde richting, waaruit wij kwamen, wees.

Wat was er mis gelopen, ik weet het niet, maar onze goesting was op.

Op één van de volgende fietsnamiddagen gaan we eens proberen via de invalshoek, Kempische Steenweg, naar de Grenslandhallen te fietsen.

Gelukkig is mijn uitnodiging tot vaccinatie nog lang niet verstuurd en moeten ze wellicht mijn spuitje nog vullen. Moest er “holder de bolder” toch een uitnodiging in mijn brievenbus vallen, dan is er nog altijd een tussenoplossing met de auto.

Maar ook dan zal ik eerst een testrit moeten organiseren om uit te dokteren hoe ik tijdig aan mijn prikje kan geraken. Rome is ook niet op één dag gebouwd.

Lentekriebels met horten en stoten.

Tegenwoordig moet je elke dag 24 uur benutten voor de dingen die je graag doet, als dit mogelijk is natuurlijk. Vorig jaar hadden mijn vrouw en ik ons ieder een elektrische fiets aangeschaft. Op die manier wou mijn vrouw wel meefietsen want ze was niet zo gek op de Limburgse bruggen en heuveltjes.

Maar dan kwam de natte winter en viel onze planning dikwijls in het regenwater. Dus besloot ik nog een laatste keer de batterijen op te laden en veilig warm en droog weg te leggen in de hal.

Vandaag was het dan zover, de weergoden voorspelden een paar lentedagen met zon en hoge temperaturen. Bij mij ging er dus iets onderhuids kriebelen om zo snel mogelijk mijn elektrische fiets te gaan testen.

Ik schoof mijn batterij in de houder en was bijna klaar voor de eerste verkenningsrit. Ik drukte op het uit/aan knopje op het bedieningspaneel, moest dat vijf seconden inhouden en dan zou het oplichten en alle gegevens bloot geven. Alleen, het “display” gaf geen kik.

Ik drukte nogmaals vijf seconden op het knopje, maar er gebeurde niks.

Daarna nam ik de batterij er opnieuw uit en bevestigde deze weer volgens de voorgeschreven regels, maar het bedieningsbord wou niet oplichten. Ik dacht: “Nu ben ik opgelicht” en verwijderde opnieuw mijn batterij, zette de fiets terug op stal en liep naar binnen om de batterij op te laden. Ik zat met de vraag: “Hoe kon die batterij leeg zijn zonder dat ik ze had gebruikt? Maar voor dat ik binnen was begon mijn geheugen plots op volle toeren te draaien, want mijn brein was goed opgeladen door de eerste warme zonnestralen tijdens de ochtendwandeling.

Ik had een paar maanden niet meer met deze elektrische fiets gereden en dringende ritjes deed ik met mijn gewone fiets.

Ik liep terug naar de garage, haalde mijn fiets opnieuw naar buiten, bevestigde mijn batterij in de houder en ik was opnieuw startklaar voor de ultieme test.

Ik dacht: “Wat zou er gebeuren, als ik nu ook het knopje van mijn batterij opzette”. Oh! Ja, het bedieningspaneel gaf haar cijfers en letters prijs en mijn vreugde kon niet op.

Ik was zo blij als een kind en reed de eerste 7 kilometer testrit als een renner vol vuur.

De volgende dagen zijn er een paar ritten gepland die het lentegevoel nog meer zullen doen opborrelen.

Komt het nu door de wrange winter en corona dat mijn geheugen niet zo snel meer werkt of het te kort aan lichaamsvocht door de gesloten horeca?

Dan is het nu hoogtijd voor een update van het verouderd  systeem in mijn denkvermogen. Fietsen in de lentezon kan een heel deel hersencellen vernieuwen of repareren. Hou mijn productiviteit de volgende dagen maar in de gaten.

Alfons Schoofs: schoenmaker – verzamelaar.

Dit verhaal speelde zich jaren geleden af ten tijde van mijn rol als acteur/champetter in Bokrijk. Het leven in het Openluchtmuseum, het leven van toen, echte nostalgie.

Vandaag voelde ik me een beetje Paul Jambers op reportage ergens in Limburg.

“Op zoek naar Alfons Schoofs,  een reportage……….”

Eind augustus leerde ik Alfons kennen in Bokrijk. In het Openluchtmuseum werkte hij er als schoenmaker tijdens het seizoen. Nog net op de valreep voor het seizoen ten einde liep heb ik hem opgezocht. Ik was op zoek naar een lederen houder voor mijn sabel.

Alfons zat tussen zijn relikwieën uit een eeuw schoenmakersgeschiedenis, en stond me graag te woord. Alfons, een jonge zestiger, zat gegoten in dit decor, een figuur met een lange grijze baard en haren tot op de schouders. Hij nam vakkundig de maat voor mijn houder en tekende het op een stukje karton. “Binnen veertien dagen zal het klaar zijn” zei sinterklaas en hij speelde nog een deuntje muziek op zijn mondharmonica.

Vandaag was het dan zo ver,  tezamen met mijn vrouwelijke privé-chauffeur begaf ik me naar Heusden-Zolder. De straat waar Alfons woonde vonden we zeer snel, maar we moesten even zoeken naar het huisnummer 16.  Tussen twee huizen in vonden we een soort van wildernis met een plaatje waarop we nog juist het woord “schoenmaker” konden lezen.

Ergens tussen de takken vonden we het huisnummer 16 en een bel. Ik voelde het aankomen, hier was onze “Lieve Heer” nog nooit geweest. Toevallig heette de straat ‘Onze Lieve Vrouwstraat’ en was Onze Lieve Vrouw er misschien wel ooit geweest.

 We moesten ons een weg banen tussen laaghangende takken, hout en ijzerafval. Elke vierkante centimeter was hier gebruikt om te stockeren. Aan onze rechterkant stond een klein gebouwtje met een deur verstopt tussen nog meer hout en rommel. Plots zwaaide deur open en daar stond Alfons, hij bekeek ons even en zwaaide dat we mochten binnenkomen.  Het beeld dat we binnen te zien kregen, is eigenlijk met geen pen te beschrijven. We hadden twee vierkante meter om te staan, niks meer, niks minder. Rechts van ons stond een soort van houtkachel te branden, en voor de rest stond de plaats “propvol”. Kasten gevuld met gerief, oude schoenen, papieren en zelfs levensmiddelen. Boven ons hingen bananen en een trosje druiven waarvan de laatste drie, die er nog hingen, waren uitgedroogd. De grond stond vol met allerhande afgedankte apparaten. In deze ruimte kon je geen muur zien, alles stond zo vol. Hier bewegen was  voor ons onmogelijk, maar Alfons kroop tussen de rommel en vond wat hij zocht, een kleine priem.

Alfons paste mijn lederen houder aan, en vertelde zijn verhaal. Hij woonde in het ouderlijk huis, en had zijn vader beloofd, de schoenmakersstiel te zullen verder zetten. Er was geen stromend water, geen bad en geen toilet. Ooit woonde hij, na de dood van zijn ouders, in die ruimte met elf broers en zusters. Hij was fier op zijn deur met dubbel beglazing, die hij ergens gratis had gekregen en zelf geplaatst.

Alfons bleef maar vertellen, hij vertelde zijn hele levensverhaal. Na een half uur was hij hijgend uitgepraat en kon ik eindelijk betalen voor mijn lederen houder. Alfons zocht het wisselgeld in één van zijn jassen die over een oude stoffige zetel hingen. Bij het naar buitengaan fluisterde mijn eega mij iets in het oor:”Dit is erger dan bij boer Charel”(Boer Charel, bekend van een andere Jambersreportage.)

Eenmaal buiten  vroeg hij nog of we nog een minuutje hadden. We kregen  nog een rondleiding tussen  drie  opslagplaatsen die tot in de nok gevuld waren met allerhande afgedankte rommel. Voor Alfons was dit alles waardevol en herbruikbaar. Hij gidste ons naar een boomstam van twaalf meter, die hij heel alleen naar daar had gesleept met een ineen geknutseld wagentje. Deze ging hij nog verzagen tot planken voor verbouwing van één van zijn stallingen. Overal lag werkgereedschap, hij kookte op een oude stoof die buiten stond. Soep, aardappelen en vlees, alles in één “kastrol” en in de voormiddag alleen fruit. ……..en Alfons vertelde maar verder.

Het werd ons duidelijk dat hij heel handig was, van alles maakte hij iets bruikbaars. Je kon goed zien dat hij op vijf plaatsen tegelijk aan het werk was, en niet gehaast , hij had tijd ……. Alfons maakte ons nog duidelijk dat hij alles had om te leven en gelukkig te zijn.

Wij moesten nu eenmaal verder, terug naar  onze drukke wereld, dus namen we afscheid van Alfons. Hij bleef maar praten, en zelfs toen we in de auto zaten keek hij of de kust veilig was voor ons, om terug de bewoonde wereld in te rijden.

Onderweg bekeken mijn vrouw en ik elkaar, kon dit, zo dicht bij de drukke moderne wereld. Moesten we nu eigenlijk medelijden hebben met Alfons, of toch niet…….hij was gelukkig op zijn manier. Ik had mijn lederen houder en Bokrijk was dichtbij.

De wind waait…..

De wind waait stormachtig door de hoge bomen,

en nu mogen wij in de grote bossen ook al niet meer komen.

Het enige genot van de mensheid was gezond wandelen,

met z’n allen, tot tien sportievelingen, ligt nu aan banden

Met een bubbel van tien buiten zitten zonder eten of drinken

heeft nu zelfs geen enkele zin, dus bubbelen wij weer binnen op ieders lippen.

De wind waait stormachtig door de hoge bomen,

er wordt nu druk gepot welk gezinslid mag buiten komen.

Winkelen is een noodzaak om te overleven ook al is het noodweer,

meestal wint moeder de prijs en geven de anderen geen verweer.

De rest van het gezin schaart zich knusjes rond de tv,

want het is altijd wel koers of voetbal en iedereen juicht mee.

De wind waait stormachtig door de bomen,

daar gaan mijn weekenddromen en ik zal wellicht niet veel buiten komen.

Alleen voor mijn trouwe viervoeter moet ik de teugels vieren.

Lekker dik gekleed tegen de weergoden, laat de wind maar gieren.

heerlijk uitwaaien en genieten van de hevige maartse buien,

de lente kan niet veraf meer kan zijn, ik hoor de paasklokken al luiden.

De wind waait stormachtig door de bomen,

Potverdekke, ben ik nu weer aan het dagdromen.

De vulkaan spuwde “kokende Coronalava”.

Als ik ‘s morgens en in de namiddag mijn wandelingen maak is dat om wat lichaamsbeweging te hebben, mijn hoofd leeg te maken en even niet aan corona te denken. Maar soms kom ik ongewild in onvoorziene omstandigheden terecht op mijn toevallige wandelwegen. Mensen hebben soms nood aan een gesprek met een onbekende die hun pad kruist, meestal zijn dat oudere alleenstaande mensen.

Mijn hond stond te grazen op de hondenweide terwijl ik rustig op de bank genoot van een fris straaltje zon op mijn gevoelige winterhuid. Ik zag een wankelende oudere man zijn lege flessen deponeren in de glasbakken tegenover mij, terwijl hij vriendelijk knikte. Ik knikte zonder meer terug, maar daarop strompelde hij met veel moeite tot aan het poortje van de hondenweide. Ik zat nog altijd op de bank en hoorde achter mij opeens een negatief geladen boze stem: “Dat pleintje ligt er nogal triestig bij, hoe ziet dat er hier wel uit. Het zou nu vol mensen moeten zitten, maar ze durven niet meer buiten komen. Geen volk op de banken en alle horecazaken gesloten, een echte schande is het”. Ik draaide mij verbaasd om, stond recht uit respect, voelde waar het gesprek naar toe ging en ik gaf hem gelijk: “Erg hé, meneer, triestige tijden”.

Ik kreeg niet de kans om meer te zeggen, want hij begon al opnieuw alle versoepelingen de grond in te boren. “Hoe lang gaat dat nog duren, die cijfers, dat is allemaal flauwe zever. De overheid kan niks, doet niks, alleen hun eigen zakken vullen met ons zuur verdiende centjes. En dat vaccin? Waar blijft dat en gaat het helpen….”

De man spuwde zijn gal en ik kon niet anders dan luisteren, want hij stond voor het poortje en wij konden niet ontsnappen, maar hij ging gewoon verder met zijn persoonlijk relaas. “Wat een zever is dat met het dragen van die mondmaskers, dat helpt niet. Wij mogen niets meer, niemand zien, alleen maar binnen zitten en hopen op betere tijden, die er niet meer komen”.

Ik stak mijn vinger op en ik mocht ook even iets zeggen: ”Ik ken veel oude mensen die de tweede oorlog hebben meegemaakt. Dat vonden ze heel erg, maar ze hadden elkaar nog, maar ze hadden geen of weinig eten. Over corona zeggen ze nu, wij hebben eten, maar mogen onze familie en kleinkinderen niet zien en dat is veel pijnlijker”.

De man zweeg even, bekeek mij alsof ik van een andere planeet kwam en gaf mij gelijk. Tijdens de man zijn verbazing konden mijn hond en ik ontsnappen door het poortje en wandelden verder het pleintje op. Al strompelend probeerde hij ons nog te volgen en zette zijn betoog weer verder: “Bekijk dat pleintje hier eens, een schande, triestig, allemaal de schuld van de overheid in Brussel”. Ik nam beschaafd afscheid en zei dat ik dringend thuis moest zijn.

Gelukkig trok mijn hond mij, verder en verder, van de man weg en zo werd ons ‘gezellig gesprek’ abrupt onderbroken en konden wij verder wandelen. De man bleef grommelen op de achtergrond maar het waren nu verloren kreten in de wind.

Maar aan de andere kant van het pleintje op onze vluchtweg stond een andere oudere man die iedereen met een hond tegenhield, aansprak en dus stak ik ongezien de straat over. Dat ging even goed, tot ik  “De Gazet” de hoek zag om komen. Verstand op nul en in automatische piloot geschakeld, dook ik tussen de auto’s weer de straat over en wij hadden het geluk dat ze ons niet zag. Mijn hond en ik hebben samen nog een plasje gedaan op het grasveld en zijn dan vetrokken naar veiligere oorden. Wij schakelden een tandje hoger en spurten naar huis, waar wij terug in onze bubbel kropen.

Ik voelde mij precies een pispaal, ik ben veel gewoon wat gesprekken aangaat, maar die hete lavakoek kon ik niet terugdringen, daar was geen verweer tegen.

Zotten en kinderen spreken de waarheid, maar veel woorden vullen de zak niet.

Op heterdaad betrapt.

Iedere avond, ten laatste een half uur voor de avondklok ingaat, wordt onze hond een laatste keer verwend met haar derde en laatste wandeling van de dag. Toen mijn vrouw vertrok zat ook traditiegetrouw onze poes op het aanrecht in de keuken te wachten op het startsein voor haar laatste speurtocht in de donkere stille nacht. Maar eerst moeten mijn vrouw en de hond terug thuis zijn, want anders wandelt de tijger mee.

Ik zette mij ondertussen knus in de zetel met mijn gezonde magere vruchtenyoghurt en wachtte op de thuiskomst van mijn vrouw en haar chaperon. Daarna zouden wij verder kijken naar het programma op tv dat ik even gepauzeerd had.

Opeens viel het mij op dat onze poes niet meer op het kookeiland zat. Ik maakte mij niet ongerust, want ze heeft zo de gewoonte om zich te verstoppen en overal in en op te kruipen. Normaal geeft ze ook overal miauwend commentaar op alles, maar nu was het doodstil in huis, je kon zelfs een muis horen lopen, als die er al zou zijn.

Tien minuutjes later genoot mijn hond van haar snoepje en mijn vrouw zat terug naast haar snoepje, om gezellig verder te kijken naar ons gepauzeerd programma.

Het viel ook mijn vrouw dadelijk op dat onze kat nergens te bespeuren was. Ze stond op en ging toch even overal de mogelijke verstopplaatsen controleren, maar de poes, die werd niet gevonden.

Na een tijdje ging er bij mij een lichtje branden en ik zei tegen mijn vrouw: “Misschien zit ze wel in de kast in de keuken”. “Zijt gij dan in die kast geweest”, vroeg ze met veel vraagtekens.

De kast bevat veel leggers waarop keukenhanddoeken, specerijen, etenswaren en andere gebruiksvoorwerpen voor het koken staan. Maar er is ook één legger waar al de snoepjes, chocolade en koeken, van mijn vrouw, mooi gesorteerd klaar liggen voor gebruik.

Ik kom normaal gezien ‘nooit’ in die kast of aan dat snoep, ‘behalve’ als er iets ligt, waarvan mijn smaakpupillen gaan watertanden. Dan kan ik mij niet bedwingen en geef mij dan over aan mijn zoete hersencellen.

En ja, ik had dus tijdens de afwezigheid van mijn vrouw en hond, gezondigd, in de mate van een klein snoepje, dat klaar lag in de kast om een kleine holle tand te vullen. En de kat moet wel heel snel van die gelegenheid gebruik gemaakt hebben om onderaan in de kast tussen de handdoeken te verdwijnen.

Als de poes dan terug uit de kast wil, krijgt ze de grote deur niet open en hoor je ze bonken en dan bevrijden wij haar uiteindelijk uit haar gevangenschap, “case closed”.

Met huisdieren heb je altijd veel leven en afwisseling in huis en ze houden je elk moment van de dag bezig. Maar ik had nooit gedacht, dat ze mij op die manier zou verraden van het eten van een lekker koekje, terwijl ik zogezegd op mijn sportief gespierd lichaam let. Mijn vrouw maakte er gelukkig geen scène van, goed voor mij, want het was toevallig ‘vrouwendag’. Ze snoepte rustig verder.

Blijven dromen in uw kot en bubbel.

Iedere avond of nachtelijk uur, voor ik ga slapen is het mijn gewoonte om via een mediacheck de laatste wereldgebeurtenissen nog eens door te nemen. Maar nu bleef ik toch even verbaasd vasthangen aan een krantenbericht dat ik van naaldje tot draadje heb doorgelezen.

Feit is, dat mijn verbazing snel overging in hardop lachen met dat krantenartikel. Die plotse vreugde kon ik met niemand delen omdat mijn vrouwtje al uren in haar eigen dromenlandbubbel vertoefde.

De tekst ging over toekomst, waarin wij ons normaal leven gaan terug krijgen, stap voor stap, maar met heel kleine stapjes.

Ons leven van voor Corona, zou nog niet voor dit jaar zijn.

Op 1 mei, als de Coronacijfers goed zitten, gaat de horeca terug open. Een bezoekje zou mogelijk kunnen zijn met een sneltest, speekseltest of PCR-test. De precieze voorwaarden die dan zullen gelden, worden op een later tijdstip besproken, maar het is nu al zeker dat er massaal zal worden ingezet op sneltesten en zelftesten. Kan het nog gekker? En wie gaat die testen afnemen?

Er zitten nog duizenden testcases in stock onder het stof en daar kan onze overheid geld op terugverdienen door ze aan ons te verkopen in de supermarkten, onder stille dwang.

Overal waar men gaat voor genot, spijs of drank in ons land moet je dan een sneltest voorleggen om een veilige toegang te verdienen.

Dus, als ik het goed begrijp, als ik een pintje ga drinken en achteraf een frietje ga steken, moet ik minimum twee keer een sneltest doen? Dat zal veel volk afremmen en gaan wij liever massaal diëten.

Als wij dan achteraf, even voor de avondklok, naar huis rijden met de wagen en wij hebben pech, moeten we ook nog eens een alcoholtest afleggen, dus blijven wij beter thuis.

Met tien personen buiten schuilen en feesten is ook niet mogelijk, dus zitten wij daar als vreemde eenden in de bijt met acht personen, ingepakt met mondmasker en op voldoende afstand van elkaar. Je kan toch ook niet de hele dag samen gaan wandelen, fietsen of roddelen in een afgeschermde kring.

Gevolg, de overheid en virologen halen weer hun slag thuis met die zogezegde versoepelingen, want niemand begint aan het oplossen van de puzzel rond de vraagstukken .

Tegen het einde van de zomer gaat pas 70% van de bevolking gevaccineerd zijn.

En dan nog zal ons gewone sociale leven nog een utopie zijn.

Gelukkig hebben wij allemaal nog één knuffelcontact, om ons te steunen en bevriende koppels die daardoor uit elkaar gerukt worden door de verkeerde knuffelkeuzes te maken.

Maar wij zijn er bijna, er is licht aan het einde van de tunnel. Een klein kaarslichtje, dat nog juist blijft branden en niet uitwaait.

Ooit zei een geleerde tegen mij: “Waar er leven is, is er hoop”, en niet omgekeerd. “Carpe diem”, pluk de dag.

Versoepelingen.

Dankzij corona zijn wij met z’n allen gezonder gaan leven. Wij zijn meer gaan wandelen en fietsen of organiseren nu meer uitstapjes in eigen land.

Maar als het te druk wordt, dan worden parkings en wandelwegen afgesloten voor het publiek, daarom zoek ik de zeldzame rustigere plaatsjes op. Wat ook mooi tot het verleden hoort is het gezellige drankje op een terrasje na de wandeling, nu kan iedereen, die deze droom koestert, op zijn kin kloppen. Ik moet het toegeven, ik ben ook meer gaan wandelen. Een mens zit in de winter veel binnen en het lichaam moet gereset worden met verse zuurstof en beweging.

In mijn voeten zitten alle gevoelige zenuwen die contact hebben met de rest van mijn lichaam, denk ik, want er mag niemand aan mijn voeten komen of ik besterf het.

Sinds vorig jaar had ik de deur op een kier gezet voor een medische pedicure die gemakkelijkheidshalve aan huis kwam. Zij behandelde mijn onderste ledematen met zachtheid en herschiep mijn moeilijke voeten in jonge kindervoetjes.

De volgende afspraak viel in het water vanwege corona en mijn voeten werden weer zwaarder, lomper en deden meer pijn. Een degelijk onderhoud was dringend nodig. Begin maart werd een eerste kleine sluier met versoepelingen omhooggetrokken en versierde ik mijn nieuwe afspraak.

De medische pedicure had nu haar eigen kabinet ingericht in de binnenstad en daar was ze zeer gelukkig mee, want al haar patiënten waren haar gevolgd, ook ik.

Hopelijk zou ik dit gelukzalig gevoel ook ondervinden aan de behandeling van mijn voeten.

Ik lag lang uitgestrekt op haar behandelbank, maar genieten was er nog niet bij omdat elke aanraking van de specialiste aan mijn voeten, bij mij een kreet losrukte, zoals bij het tennissen. Niet van de pijn, maar van overgevoeligheid en wie weet, misschien een beetje genot.

Op Het einde van de behandeling trok ze een serieus gezicht en zei: “Nu komt de marteling”. Met een zacht heerlijk ruikend zalfje begon ze mijn voeten te masseren. Ze lachte terwijl ze mijn voeten als cakedeeg in alle vormen masseerde. Ik kreunde en kronkelde mij als een slang in alle windrichtingen, om niet tegen het plafond op te kruipen. Het is mij duidelijk vanwaar het volgend spreekwoord komt: “iemand doodkietelen”, het bestaat echt.

We lachten samen tot aan de finish en mijn voeten leken nu wel twee zachte kussentjes. We namen afscheid en ik huppelde op wolkjes terug naar de auto, die iets verder geparkeerd stond. Wat een verschil en dat geeft een mens toch een gelukzaligheidsgevoel, als de pijn in je voeten is verdwenen..

Maar mijn gelukzalig gevoel was van korte duur. Ik kwam thuis en had geen sleutels op zak en het regende. Gelukkig heb ik reservesleutels bij mijn vader liggen en was ik snel bij mijn huisdieren.

Slecht weer of niet, mijn hond en ik, huppelden doorheen de straten als twee hinden. Ik was blij dat ik had betaald om een half uurtje met mijn voeten te laten spelen en dat gaf een gevoel van voldoening. De versoepeling van de coronamaatregelen resulteerden bij mij in soepele voetjes. Wanneer was de volgende afspraak ook al weer?